In Suriname worden de potten die je op deze tekening ziet op muren geschilderd. Zo maken ze reclame, waardoor mensen dat eten kopen. Als een advertentie, maar dan groter. In Nederland waren er vroeger ook geschilderde reclames. Dat was een beroep op zichzelf: professionele reclameschilders.
Erik werkt in een atelier midden in het drukke centrum van Amsterdam.
Maar zodra je binnen bent is het een oase van rust. Achter het atelier is een mooie binnentuin. Ook daar is het stil. Alsof je niet in de hoofdstad bent, maar in een dorp. Als de kerkklokken worden geluid galmen ze tegen de muren van de binnentuin.
Eriks opa had een cactussenkas op zijn dak in Amsterdam. Dat vormde al een idee voor tekeningen die Erik later maakte. Het kasje was zo klein dat je er nauwelijks in kon bewegen.
Toen Erik afstudeerde aan de Gerrit Rietveldacademie, werd hij bij zijn eindexamententoonstelling opgepikt door galerie Nouvelles Images in Den Haag. Eerst hing Eriks werk in groepstentoonstellingen, daarna kwamen er solotentoonstellingen. Zo begon zijn leven als beeldend kunstenaar.
‘Tegen mijn studenten zeg ik vaak: zorg dat je zo snel mogelijk na je afstuderen aan de slag gaat. Niet te lang wachten! Want dan komt er een breuk en duurt het lang voor je er weer tussen zit.’
De vader van Erik verkocht puddingpoeder.
Later gaf Eriks vader leiding aan een bedrijf dat eten verkocht. Dat eten ging naar ziekenhuizen, kloosters, weeshuizen. Plekken waar veel eten nodig was. Daardoor weet Erik heel goed hoe eten eruit ziet, hoe het verpakt is. En hoe het smaakt natuurlijk.
Op meerdere plekken in Eriks atelier zie je een clown.
Op tekeningen, maar ook bungelend voor zijn boekenkast. ‘Hij is een vriendje van mij,’ zegt Erik.
Deze clown heeft hij leren kennen in een speelgoedmuseum in Portugal. Het is een houten poppenkastpop met hand gestikte kleertjes aan.
‘Hij heeft in zijn gezicht een combinatie van boos, verdrietig, grappig. Hij lijkt een beetje op een vriend van mij, hoe hij naar de wereld kijkt. Die vriend is overleden en kon ook zo naar de wereld kijken. Hij had ook iets droevigs in zijn gezicht. Dat heeft hij ook een beetje. Ik val op de mengeling van droefenis en grappigheid en schrik.’
Deze clown is een beetje een Pierlala. Dat is een soort nar, hij staat erbuiten en geeft commentaar. De Pierlala komt van oorsprong uit Vlaanderen. Hij komt voor in oude volksliedjes en verhalen.
Erik heeft een jaar in Spanje gewoond, boven een slager. Daar hing vlees aan stokken. Erik tekende dat na met pastelkrijt.
Voor de Montessorischool Waalsdorp in Den Haag heeft Erik een maquette gemaakt. Het verhaal gaat over de verliefde clown August en het kleine meisje Amalia. Ze is vernoemd naar de prinses. Want ze zou misschien naar die Montessorischool gaan. Nog steeds bungelen Amalia en August in de vides van de Montessorischool.
Erik houdt helemaal niet honden en katten, behalve als ze gemaakt zijn van porselein.
Erik ziet de hele wereld als een soort stilleven. Op allemaal verschillende plekken. Op marktkramen, in etalages, op de vensterbank, op tafel, ook afval op straat, bijvoorbeeld. Hoe het is neergezet.
Welke kunstenaar zou je in het echt willen ontmoeten? Wat zou je dan willen vragen?